Musée de l'Orangerie - Oase in Parijs

22-02-2014 21:10

Na een wolkenwitte wandeling van Quartier Latin naar de Tuilerieën, langs de Seine en over de Pont Neuf, beschik ik over de juiste mindset voor een bezoek aan Musée de l’Orangerie. Dromerig, abstract, intens impressionisme in Parijs, ik begrijp het helemaal. Op de fluorgele Japanse jassen na, die mij af en toe het zicht op ‘mijn’ schilderijen ontnemen, bezorgt dit museum mij exact het gevoel dat oerschilder Monet zijn kijkers wilde geven: complete rust in het drukke Parijs. Wat kun je hier verwachten?

Oase van Parijs

Musée de l’Orangerie lijkt een klein museum in een bescheiden historisch gebouw, zeker voor Parijse begrippen. Een opgelucht maakt zich meester zodra je de entree hebt gevonden; hier spendeer ik slechts een uur. De rust die mijn voetzolen na een dag in het Louvre verdienen, zullen ze snel ontvangen. Maar Musée de l’Orangerie blijkt al even meedogenloos als alle kunsthuizen in Parijs, want er is zoveel meer moois te zien dan je had verwacht.

Te beginnen bij de twee naadloos witte, ovale ruimtes, waar in iedere zaal vier schilderijen hangen van water en allerhande zaken die zich hierin thuis voelen. Dit zijn Claude Monet’s Nymphéas: schilderijen die de reflectie van het licht op diverse tijdstippen van de dag vangen. Zachtroze met veel geel in de morgen, bleek blauw in de middag, okergeel en intense violetten in de avond. De werken zijn ongeveer 2 meter hoog, maar zijn vier tot tien meter lang en lijken verder te groeien hoe langer je ze bekijkt. Deze werken waren de grote finale van Monet, waaraan hij de laatste twaalf jaar van zijn leven werkte. Hij gaf de Franse staat de rechten tot de schilderijen bij zijn overlijden in 1926 en sinds 1928 vormen ze een oase in Parijs. Precies zoals Monet had bedoeld.  

Net als in de zalen waarin ze hangen is op de schilderijen geen horizon te bekennen. Dat kenmerkt de vernieuwing in deze schilderijen; alleen de reflectie van de lucht is in het water te zien, met hier en daar een wilg die de oever buiten het schilderij vertegenwoordigt. Wie schildert weet als geen ander de tergende precisie die de verhoudingen tussen objecten nodig hebben. In de figuratieve kunst dient de horizon, of op zijn minst de suggestie van diepte, als maatstaf om die verhoudingen vast te leggen. Maar als de horizon ontbreekt en alleen het onpeilbare, bewegende water als referentiepunt kan dienen, maakt een ware meester zich kenbaar: wat je ziet, klopt simpelweg.

Nog niet rond

Wanneer de rust van Monet’s waterlelies je tot rust hebben gemaand, daal je sereen de trap af naar -1. Hier vindt je een langwerpige zaal, met kleine ruimtes aan weerszijden, eindigend in een galerij. Monet was een voortrekker van het impressionistische schildergenre en in deze zaal zijn Monet’s geestverwanten en goede vrienden van elkaar te bewonderen: een lange rij schilderijen van Renoir, Pisarro en Cézanne.

Wanneer je aan het einde van deze rij bent gearriveerd, staat er echter een verrassing op je te wachten. Om het hoekje verschijnt de wederhelft van deze enorme ondergrondse verdieping! Je reist verder langs werken van Matisse, Picasso, Derain en vele anderen, de één nog indrukwekkender dan de ander. De schilderijen hebben met elkaar gemeen dat zij werden verzameld door Paul Guillaume, die zich in de vroege twintigste eeuw als kunstverzamelaar ontpopte.

De schilderijen zijn allemaal de moeite van het bekijken waard, maar twee series trekken ondanks mijn vermoeide voeten mijn aandacht: werken van Maurice Utrillo en Marie Laurencin. Utrillo had een zwak voor het diffuse wit/grijs dat Parijs zo vaak kenmerkt. Deze tinten hadden mij ’s morgens nog vergezeld naar de l’Orangerie. Het contrast van die kleuren met de grove zwarte lijnen en de natuurlijke tinten brengt leven, realisme en tastbaarheid in Utrillo’s schilderijen. Dezelfde grove streken, misschien met een mes aangebracht, bewonder ik net zo in de werken van Rembrandt. Die schildertechniek suggereert tevens ruimte: ik wil de ruimte tussen de gevelstenen voelen, achter het oor van de geportretteerde, ik wil kunnen geloven dat ik tussen de lantarenpalen en de kerk door zou kunnen lopen als het even kon. 

Deze ruimte suggereerde ook Marie Laurencin, maar dan op een zachtere manier. Zij creëerde dromerige scènes, die door zachtroze, blauwe en grijze tinten vrouwelijkheid uitstralen. Zij vertegenwoordigt hier het kleine aantal vrouwelijke kunstenaars en impressionisten in de vroege twintigste eeuw. De zachte kleuren en opvallende spiegelende lijsten zorgen voor een unieke serie in de impressionistische stroming.

Met een laatste kleurrijke uitspatting van Chaïm Soutine en een opgeladen kunstbatterij verlaat ik het Musée de l’Orangerie, terug naar de grijs-witte wereldstad. 

 

comments powered by Disqus